De laatste pokkenepidemie

0
49

Op 25 september 1872 werd in het doodsoorzakenregister van de gemeente Amsterdam het overlijden van een eenjarig jongetje wonende op de Boomstraat 566 (nu 65) in buurt PP opgetekend. Dankzij de gegevens uit het bevolkingsregister weten we dat dit jongetje dat, droevig genoeg precies op zijn eerste verjaardag overleed, Johannes Dirk la Croix heeft geheten. Hij woonde samen met zijn ouders Pieter la Croix  en Catharina Helena Bootsma, en nog zeker tien medebewoners, toen hij aan ‘variolae’ overleed: pokken. Johannes Dirk was hiermee één van de laatste slachtoffers van de grote pokkenepidemie die Amsterdam en vele andere delen van de wereld tussen 1870 en 1872 had getroffen. Gedurende deze twee jaar stierf ongeveer één op de 125 Amsterdammers aan deze verschrikkelijke besmettelijke ziekte.

Olievlek
Volgens het jaarlijkse verslag van de burgemeester en wethouders over de toestand van de gemeente in het jaar 1870 was de pokkenepidemie de stad via reizigers binnengeslopen. In de eerste maanden in de aanloop van de epidemie werden alle besmettingen gemeld in het oude stadscentrum. In september 1870 werd een kleine uitbraak geconstateerd in een logement nabij de Groenburgwal: een gezin dat onlangs uit Parijs was teruggekeerd ontdekte dat hun 14-jarige dochter besmet was, gevolgd door haar vader en later de zoon van de logementhouder.

Vanaf november werd het virus echter al in grote delen van de stad aangetroffen, waarna de epidemie zich in 1871 als een olievlek over de stad verspreidde. Pas gedurende 1872 nam het aantal sterfgevallen af, maar juist de armere buurten zoals waar Johannes Dirk woonde, werden niet alleen zeer zwaar maar ook heel langdurig getroffen. Zelfs wanneer we rekening houden met verschillende inwonersaantallen van buurten gold in het algemeen: hoe armer de buurt, hoe hoger de pokkensterfte. Waarschijnlijk had dit zowel met de lagere vaccinatiegraad te maken, als met het feit dat een besmetting moeilijker te ontwijken was in woningen met een grote bevolkingsdichtheid.

Het begin van de pokkenepidemie van 1870-1872 Dit beeld komt overigens ook overeen met de berichten over de slechte gezondheidstoestand in zulke buurten door bezorgde artsen uit die tijd. Niet alleen tijdens epidemieën, maar ook in ‘gewone jaren’, stonden zulke buurten er qua sterftecijfers niet zo gunstig voor. Met name in de talrijke sloppen en stegen in de Jordaan, een bijna verborgen wereld vol met armoedige en vervallen huizen, lag de sterfte onder de gehele bevolking bijna dubbel zo hoog als in huizen aan reguliere straten in dezelfde buurt.

Onderzoeksproject
Ontwikkelingen in zulke historische ongelijkheden in sterfte in Amsterdam tussen 1850 en 1940 staan centraal in het grote onderzoeksproject.  Met de Amsterdamse doodsoorzakenregisters aan de basis, wordt onder meer onderzocht welke factoren verantwoordelijk zijn voor de enorme daling aan sterfte als gevolg van infectieziekten gedurende de negentiende en twintigste eeuw. Het harde werk van vele vrijwillige citizen scientists maakt dit onderzoek mogelijk. Dankzij hen worden steeds meer bronnen uit Stadsarchief Amsterdam gedigitaliseerd, die het mogelijk maken om nieuwe vragen over de alledaagse geschiedenis van leven en sterven in Amsterdam te stellen en te beantwoorden