Nationaal Archief – openbaarheidsdag

0
196

Op 4 januari vierde het Nationaal Archief en andere archieven hun openbaarheidsdag.

Ministeries en andere overheidsinstellingen dragen na twintig jaar hun archieven over aan een archiefinstelling. Het Nationaal Archief hanteert daarbij het motto ‘Open, tenzij’. Het merendeel is direct door iedereen in te zien en te gebruiken. Maar soms wordt de openbaarheid enige jaren beperkt, bijvoorbeeld vanwege de privacy of vanwege het landsbelang. Een openbaarheidsbeperking duurt maximaal 75 jaar, maar vaak is het korter. De altijd vooraf gestelde termijn vervalt op de eerste januari na het verstrijken ervan. Die dag noemen we Openbaarheidsdag.  Ook worden talrijke archiefstukken vrij opvraagbaar die daarvoor niet, of alleen onder voorwaarden in te zien waren. Nieuwe verhalen krijgen daarmee de ruimte om te worden verteld; soms nadat de stukken erover 75 jaar ongezien waren.

in de ministerraad
In de ministerraad in 1996 wordt besproken wie onderzoek moet doen naar de rol van Nederlanders in de val van Sebrenicanica. De Verenigde Naties of het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie? En wat moet Nederland doen met de komst van Bosnische vluchtelingen?

Vliegtuigbedrijf Fokker verkeert in zwaar weer en staat vaak op de agenda van de ministerraad. In maart 1996 valt het doek voor Fokker.

De ministerraad buigt zich over de vernietigende conclusies en aanbevelingen van de commissie van Traa, die een parlementair onderzoek deed naar opsporingsmethodes, naar aanleiding van de IRT-affaire.

Niet te missen is ook de behandeling van een ontmoedigingsbeleid voor roken door de ministerraad, dit terwijl verschillende ministers klagen dat zij niet meer mogen roken in de Trêveszaal, en dat zij door nieuwe regels opeens zijn aangewezen op een rookpauze.

Tweede Wereldoorlog: geheim agenten en Joodse kinderen
Tijdens de oorlog hebben talloze agenten van Bureau Inlichtingen hun leven gewaagd -soms ook gegeven- om inlichtingen te verzamelen in bezet Nederland, of om verzetsorganisaties te bewapenen. Een flink aantal dossiers van geheim agenten hierover komt vrij. Bijvoorbeeld van Lodewijk Hamel die als eerste geheim agent in augustus 1940 wordt gedropt. Hij is de grondlegger van de radio-inlichtingendienst in bezet Nederland. Ook veel vrouwelijke spionnen trekken met gevaar voor eigen leven de grens tussen al bevrijd en nog bezet Nederland over om strategische informatie door te geven. Zoals Riet van Grunsven. Zij was zo attent om een bosje krokussen uit bezet gebied mee te nemen voor Wilhelmina.

Ook na 1945 leidde de oorlog nog tot aangrijpende taferelen. Zo blijkt uit stukken over het Joodse meisje Lily van den Bergh, dat in 1943 samen met haar zus wordt opgevangen bij een christelijk gezin in België. De Commissie van Oorlogspleegkinderen besluit samen met familie van Lily dat zij na de oorlog bij een Joods gezin worden geplaatst. Maar de Belgische pleegmoeder van Lily van den Bergh accepteert dit niet zomaar. De kinderen hebben inmiddels een goede band opgebouwd met hun pleegmoeder. Met pijn in het hart draagt ze de kinderen uiteindelijk toch over aan de Commissie voor Oorlogspleegkinderen.

Nederlands-Indië/Indonesië: troostmeisjes en misdragingen Nederlands leger
Er komen ook documenten vrij over de (dekolonisatie-) oorlog in Nederlands-Indië/Indonesië.

Aangrijpende getuigenverslagen van vrouwen die tijdens de Japanse bezetting als troostmeisjes moesten dienen, vertellen hoe de ‘volwassen’ vrouwen heldhaftige pogingen doen om jonge meisjes tegen de Japanners te beschermen.

De capitulatie van Japan in augustus 1945 betekende in Nederlands-Indië/Indonesië geen einde aan het geweld. Enkele documenten over het eerste jaar van de dekolonisatie-oorlog vallen vrij. Bijvoorbeeld over de misdragingen van het Nederlandse leger bij de bezetting van Pesing (een plaats bij de hoofdstad Jakarta) op 15 april 1946.