Steeds meer onethisch gedrag van sommige gynaecologen komt aan licht

0
296

Steeds meer onethische gedrag van gynaecologen die kunstmatige inseminatie bij wensouders uitvoerden komen de laatste tijd aan het licht door toepassing van moderne DNA technologie. Dit kan zijn dat men eigen semen gebruikt maar ook een semen van een donor splitst en meerdere vrouwen daarmee bezwangerd. Dit is op zijn minst onethisch, en soms crimineel in geval van bedrog bijvoorbeeld onterechte declaraties. In de loop der tijd heb ik al eerder op enkele buitenlandse gevallen gewezen. In dit geval gaat het om een Nederlandse casus. Al eerder zijn ook in Nederland dergelijke misstanden bekend geworden o.a. de zaak van Jan Karbaat . Karbaat runde een eigen spermakliniek. Ivf bestond op dat moment nog niet, waardoor het insemineren van sperma de enige manier was voor vrouwen, buiten de biologische weg, om zwanger te worden. In april 2019 kwam aan het licht dat Jan Karbaat de vader van alle 49 donorkinderen was die meededen aan een DNA-verwantschapsonderzoek. Dat aantal liep in juli 2019 op tot zeker 53 kinderen. Inmiddels is van 61 donorkinderen bekend dat zij verwant zijn aan jan Karbaat .

De zaak betreft nu het onethische gedrag van de overleden gynaecoloog Jan Wildschut van het toenmalige Sophia ziekenhuis, inmiddels Isala, in Zwolle. Het blijkt nu dat hij meerdere keren zijn eigen sperma heeft gebruikt voor inseminaties, zonder dat de wensouders daarvan op de hoogte waren. Dat heeft Isala samen met de wettige kinderen, die op dit moment bekend zijn, naar buiten gebracht. De inseminaties hebben plaatsgevonden tussen 1981 en eind 1983, toen Wildschut stopte met zijn werk bij het fertiliteitscentrum van  het Sophia ziekenhuis.In de tijd van de inseminaties bestond nog geen wet- en regelgeving. Bovendien ging men uit van de mogelijkheid van inseminatie van anonieme donoren. ,,Anoniem donorschap was voor 2004 nog niet bij wet verboden. De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) is op 1 juni 2004 in werking getreden. Sindsdien is het gebruik van zaad- en eicellen van anonieme donoren niet meer toegestaan. Hiermee zijn de risico’s deels ingeperkt

Met DNA-onderzoek en forensisch genealogische analyse is het opsporen van de naam van de zaaddonor nu in een aantal gevallen mogelijk. Veel van deze zogenaamde anonieme donoren zullen niet vermoed hebben dat het DNA-profiel, de anonimiteit doorbreekt. Ook de gynaecologen hebben niet kunnen vermoeden dat later door het DNA onderzoek hun misstanden aan het licht zouden kunnen worden gebracht. Het geval Isala, zal niet het laatste zijn dat nu kon worden opgespoord en onaangename verrassingen blijven vooralsnog steeds mogelijk. Punt is wel dat veel vroegere zaaddonoren niet meer leven.

Steeds meer kinderen die weten of vermoeden hebben dat de hun wettelijke vader niet de biologische vader is gaan op zoek naar deze biologische vader. Ieder kind heeft de wens om te weten wie zijn biologische ouders zijn Ook willen ze hiermee de kans op aangeboren afwijkingen bij kinderen uit relaties tussen halfbroers en -zussen – die niet weten dat ze dezelfde biologische vader hebben – voorkomen. Nog belangrijker is dat men iets weet over de kans op erfelijke aandoeningen die in de familie van de spermadonor voorkomen. Bij iedere medische anamnese is het voorkomen van bepaalde erfelijke aandoeningen een standaardvraag bij ieder medisch onderzoek.

Vaak gaan deze IVF-kinderen zelfstandig aan de DNA-slag bij de bekende commerciële bedrijven, maar er zijn al diverse instanties die dergelijke donorkinderen verder helpen bij hun speurwerk.
Een daarvan is Het Fiom, ( Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder ) een overheidsorgaan uit 1930 dat hulp bood bij ongewenste zwangerschap. Fiom biedt momenteel informatie en geeft hulp aan mensen bij hun zoektocht naar biologische familie in Nederland en het buitenland. Ook beheert Fiom de KID-DNA Databank die een match bij anoniem donorschap mogelijk maakt. In de zaak Wildschut heeft het FIOM samen met het Nijmeegse Canisius Wilhelmina Ziekenhuis een zogeheten virtueel donorprofiel van Wildschut opgesteld. Dat is inmiddels opgenomen in de KID-DNA-databank van Fiom zodat achterhaald kan worden of mogelijk nog meer donorkinderen verwant zijn aan Wildschut, zonder dat het DNA-materiaal van de overleden oud-gynaecoloog in de databank staat. Voor het opstellen van een dergelijk virtueel profiel is DNA-materiaal van ten minste acht gerelateerde donorkinderen en minimaal vijf moeders nodig. Met behulp genetische triangulatie technieken kan men op basis van de verschillende DNA-profielen van diverse verwanten een DNA profiel construeren van de zaaddonor .Daarmee kunnen dan alle reeds aanwezige donorprofielen in de databank worden vergeleken, net als elk nieuw opgenomen DNA-profiel.

Deze huidige actuele Isala kwestie kwam onlangs aan het licht door matches in een aantal commerciële DNA-databanken met een nicht van Wildschut waarvan het DNA bij een van deze databanken met gebruikmaking van GEDMATCH was opgeslagen. Of er nog meer kinderen zijn verwekt met het sperma van Wildschut zelf is ondanks uitvoerig dossieronderzoek niet bekend, mogelijk komt dit nog bij meer donorkinderen aan het licht

https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/nieuwsartikel/gynaecoloog-gebruikte-eigen-zaad-bij-minstens-zeventien-inseminaties.htm