Twee eeuwen dienstplicht en dienst weigering

0
434

De conscriptie van Napoleon is voortgekomen uit de Franse Revolutie Het was de start van de moderne dienstplicht het leger van de burger-soldaat die in Nederland twee eeuwen lang de legervorming zou gaan bepalen. Vanaf het begin leidde de dienstplicht inclusief het systeem van loting en plaatsvervanging tot dienstweigering en desertie.
In 1810 voerde de Franse bezetter, na het opheffen van het Koninkrijk Nederland, de conscriptie of dienstplicht in. Iedere man van 20 jaar of ouder wordt ingeschreven als dienstplichtige. Deze conscriptie werd veranderd na vertrek van de Fransen in Militieplicht. De eerste Militiewet is van 27 februari 1815, vlak voor de beslissende slag bij Waterloo die Napoleon definitief een nederlaag toebrengt. In 1817 volgt de oprichting van de Nationale Militie met bijbehorende dienstplicht.

Het was van het begin af aan mogelijk om een plaatsvervanger of remplaçant in te huren. Iemand die ingeloot was kon zich laten vervangen door een remplaçant, of een plaatsvervanger de hoger was ingeloot (nummerverwisslaar). Wie de werkelijke dienst ontliep door gebruik te maken van een nummerverwisselaar of remplaçant betaalde zijn plaatsvervanger hiervoor. De dienstplichtigen die zich dat kunnen veroorloven komen uit de groep burgers die daarvoor de middelen bezit. De vervangende dienstplicht werd via de notaris vastgelegd waarbij de remplaçant een stevig bedrag werd toegekend. In de praktijk was met het inhuren van een dienstvervanger een bedrag van tussen ƒ 450 tot ƒ 1.000, soms ƒ 3.000 gemoeid. In het geval een nummerverwisselaar werd ingehuurd, werd alleen de betreffende dienst waargenomen, terwijl de ingelote persoon als dienstplichtige bleef ingeschreven. Een nummerverwisselaar was hiermee goedkoper dan een remplaçant. Als men àlle diensten wilde laten vervullen door een ander, had men gedurende de vijf jaren dienstplicht wel meerdere nummerverwisselaars nodig. Zodra een nummerverwisselaar zijn dienst voor iemand had opgeknapt, kon hij zich meteen weer beschikbaar stellen om voor een ander hetzelfde te doen, terwijl een remplaçant vervanger bleef van de ingelote dienstplichtige en zich dus niet opnieuw kon verhuren.

Toen in 1901 de algemene dienstplicht werd ingevoerd, kwam er een einde aan het remplaçantenstelsel en het systeem van nummerverwisseling. Hoewel er tegen het remplaçanten stelsel veel bezwaren waren, betekende het wel dat een mogelijke inkomstenbron van jongeren met weinig baankansen verdween. Het leger werd van volksleger (van het lagere volk) een echt volksleger (van het hele volk). Dat het dienstweigeren langzaam maar zeker meer in opkomst kwam, had te maken met de opkomst van de arbeidersbeweging. Het proces van bewustwording van de arbeidende klasse had ook grote invloed op visies op militaire zaken. De eerste ervaringen met vakbond, actie en staking gaven ook een stimulans aan de pacifistische stroming. In de arbeidersbeweging tekenden zich drie stromingen af: de sociaaldemocraten, die in afwachting van de revolutie de parlementaire weg insloegen, de communisten, die via directe actie onder het volk de revolutie nastreefden en de anarchisten die wars van organisaties en partijen het vrijheidsideaal hooghielden. Juist vanwege het individualistische karakter ontvingen veel dienstweigeraars hun inspiratie van de anarchistische beweging. De schutterijweigering van Van der Veer in Middelburg in 1896 was de eerste moderne dienstweigering.

Vanaf 1900 maakten steeds meer mannen bezwaar tegen de militaire dienstplicht. Ze waren tegen elke vorm van geweld en wilden niet in het leger dienen. Tot aan de Eerste Wereldoorlog waren er zo’n 18 dienstweigeraars die allemaal een celstraf kregen. Met de mobilisatie in 1914 neemt het aantal dienstweigeraars sterk toe. Gedurende 1914-1918 zijn er zo’n 600 dienstweigeraars veroordeeld. In 1915 verschijnt het dienstweigeringsmanifest vanuit de Nederlandse afdeling van de IAMV (Internationaal Anti-Militaristische Vereniging). Gezien de gruwelen op het slagveld van de Eerste Wereldoorlog is dat niet vreemd. In 1917 komt de eerste regeling voor principiële dienstweigeraars in de vorm van een legerorder. Gewetensbezwaarden krijgen geen vrijstelling van dienstplicht maar doen bv. ongewapende dienst zoals hospitaaldienst. Ze moeten wel een jaar langer dienen.
Na de oorlog daalt het aantal dienstweigeraars weer snel. Toch komt in 1923 de Dienstweigeringswet. Die creëerde de mogelijkheid om te weigeren op basis van het christelijk gebod “Gij zult niet doden”. Ben je erkend dan volgt tewerkstelling in de publieke sector. Wie alleen een probleem heeft met de gewapende dienst krijgt een niet-gevechtsfunctie toegewezen binnen de krijgsmacht. De erkenden dienen 12 maanden langer dan de dienstplichtigen wat in de praktijk neerkomt op 26 maanden
Tot aan de mobilisatie in augustus 1939 dienen ongeveer 500 dienstweigeraars een verzoek in op basis van deze dienstweigeringswet. 80 procent daarvan wordt erkend.
Na de Tweede Wereldoorlog volgt al snel het conflict rondom de zelfstandigheid van Nederlands-Indië/Indonesië. Onder de soldaten die naar de Oost werden gezonden zit het grootste percentage weigeraars ooit. Zij hebben allerlei motieven om een beroep te doen op de dienstweigeringswet.

In 1962 vervangt de Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst (WGMD) de dienstweigerwet. Een erkend dienstweigeraar moet gedurende 26 maanden werken binnen de publieke sector, bv. een ministerie, in 1968 teruggebracht naar 23 maanden en in 1971 naar 21 maanden.
In 1978 volgt een nieuwe wet voor gewetensbezwaarden waarin de vervangende dienstplicht nog 18 maanden en 20 dagen duurt.
Vanaf 1964, het jaar waarin de nieuwe wet in werking treedt, steeg het aantal verzoeken op de wet sterk van 242 naar bijna 3500 in 1989 per jaar. Daarna vlakte het cijfer af richting de 2000 verzoeken.
Naast de “gewone” dienstweigeraars zijn er ook totaalweigeraars. Deze groep wil geen beroep doen op de wet gewetensbezwaren en komt ook niet opdraven voor de militaire keuring. Zij beschouwen vervangende dienstplicht als alternatief voor de militaire dienst. De meeste van de totaalweigeraars zien het leger als een instrument voor het in stand houden van ongewenste machtsverhoudingen. Er zijn ook totaalweigeraars die weigeren op grond van religieuze motieven. Een totaalweigeraar moet voor de krijgsraad verschijnen en het vonnis luidt in de meeste gevallen 18 maanden gevangenisstraf.

https://pure.uvt.nl/ws/portalfiles/portal/15793125/Meuwese_Twee_eeuwen_13_03_2017.pdf

TWEE EEUWEN DIENSTPLICHT, DISCIPLINE, DIENSTWEIGERING EN DESERTIE deelnemen (of niet) aan de Nederlandse krijgsmacht in rechtshistorisch perspectief door Constant Leonardus Maria Meuwese, geboren te Druten